Nieuws

De mobiliteitsvisie: De eerste stap is voorzichtig gezet

Als ABL hebben we al met een motie in 2021 gepleit voor het opstellen van een integrale verkeersvisie en als zodanig ook opgenomen in het bestuursakkoord. Aanleiding voor deze motie was het ontbreken van een goed plan voor verkeer in Laarbeek.

Inmiddels zijn we een paar jaar verder en is nu invulling gegeven aan een mobiliteitsvisie die breder kijkt dan alleen de verkeersstromen. Daar zijn we blij mee, maar toch hadden we gehoopt om al wat verder te zijn. Met de mobiliteitsvisie wordt wel het beeld bepaald waar we naar toe moeten werken, maar het is voor ons nog van een hoog abstractieniveau. En hier zit ook meteen een risico, het leidt namelijk af van de dagelijkse verkeersproblematiek die nu wordt ervaren door onze inwoners.

Het oplossen van de verkeersproblematiek wordt namelijk verschoven naar de uitvoeringsagenda. Bij navraag over het tijdspad hiervan blijkt dat al dat dit voortvarend wordt opgepakt en in de eerste helft van 2025 de eerste uitwerkingen moeten voorliggen.

Voor de mobiliteitsvisie wordt gebruik gemaakt van de in de regio geintroduceerde STOMP methode. Hierin komen alle vormen van vervoer aan bod in volgorde van gewenst gebruik, namelijk Stappen, Trappen, Openbaarvervoer, deelMobiliteit en als laatste Personenvervoer. In basis is dit een prima uitgangspunt, maar in de regio is expliciet uitgesproken dat deze methode voor plattelandsdorpen niet zondermeer toepasbaar is. De auto blijft daar een belangrijke rol spelen. Deze nuance ontbreekt nog in de visie maar door de wethouder is ook bevestigd dat de auto voor dorpen nog altijd een belangrijk regionaal vervoersmiddel zal zijn.

De mobiliteitsvisie gaat op alle wijzen van vervoer in en heeft daarbij de belangrijke stromen in beeld gebracht. Voor het openbaar vervoer wordt gekeken naar een verbinding in de noord-zuid richting tussen Veghel en Helmond. Ook wordt gezamenlijk met de ander peeldorpen een peelvisie op openbaar vervoer gemaakt. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat frequentie van de buslijnen, ook Gemert-Eindhoven, van groot belang zijn voor het gebruik hiervan aantrekkelijk te maken. Als de bus immers frequent komt, dan is het ook niet erg als je deze een keer mist.

De inzet van een openbaar vervoer HUB moet aantrekkelijk worden gemaakt met comfort bij het wachten. Ook leenfietsen maken gebruik van de bus aantrekkelijk, bijvoorbeeld naar het bedrijventerrein. We stellen voor dit regionaal aan te pakken en mogelijk de busvervoerder hier een rol in laten spelen.

Binnen en tussen de kernen is nog veel verplaatsing met de auto. Hier moet de fiets aantrekkelijk worden gemaakt voor gebruik. Het tij is nu mee met de ontwikkelingen op het gebied van elektrische fietsen dus we zijn benieuwd naar de uitvoeringsagenda hiervan.

Voor het gewenste netwerk van fietspaden willen we eerst zicht hebben op het definitieve tracé van het snelfietspad Gemert-Eindhoven alvorens we keuzes gaan maken om te investeren in specifieke fietsroutes. Het moet immers wel een geheel vormen.

Op het gebied van het afwikkelen van autoverkeer is de mobiliteitsvisie nog te abstract en onvoldoende oplossingsgericht voor de korte termijn. Het uitgangspunt van de visie is dat eerst wordt gezocht naar oplossingen binnen de huidige infrastructuur door te kiezen voor andere vervoersvormen dan de auto om bestaande knelpunten te ontlasten, alvorens wordt gekeken naar nieuwe wegen. Daarbij wordt een belangrijke taak toebedeeld aan de robuuste rand om verkeer te verleiden via de N279 om Laarbeek heen te rijden richting Veghel of Asten.

Verkeersproblemen oplossen met verleiden naar ander vervoersvormen lost echter niet zomaar onze problemen op. Met de groei van de regio, het ontbreken van de robuuste rand tot minimaal 2032 en de onzekerheid over de aantrekkelijkheid van de alternatieve vervoersmiddelen kan dit zomaar betekenen dat de verkeersproblemen in stand blijven of zelfs nog groter worden.

Wij zien graag een actieplan voor verkeersafwikkeling in de tussenliggende periode. Verkeer op de sluiproutes moet een geschikt alternatief krijgen bij overlastsituaties. Belangrijk daarbij is de blik op verkeersafhandeling binnen de kernen. Wat zijn acceptabele hoofdroutes en welke routes moeten we ontmoedigen vanwege overlast en verkeersonveiligheid? We kunnen niet van elke kern een onneembare vestiging maken, er blijven doorgaande routes nodig. Denk bijvoorbeeld aan gebruik van de Papenhoef in Lieshout om de Heuvel te mijden.

Een zorg zit nog in de uitkomsten van de tracé onderzoeken van de nieuwe N279. Komt er een aansluiting op de Bakelsedijk bij Aarle-Rixtel, zoals de Provincie nu onderzoekt, dan verandert ons Laarbeeks verkeerssysteem enorm. Komt de N279 veel oostelijker te liggen, wat ook onderdeel is van de studie, dan kan dit ook consequenties hebben voor Laarbeek omdat verkeer naar Helmond niet automatisch meer via de nieuwe N279 gaat als deze te ver van de stad af komt te liggen. Waar nodig zal de visie hierop moeten worden herzien.

De uitvoeringsagenda voor de mobiliteitsvisie zullen we in 2025 scherp blijven volgen en alert blijven voor goede plannen en ideeën vanuit de gemeenschap.

Meer nieuws